Definitie van het begrip 'systeem'
We definiëren het begrip systeem als volgt.
Een systeem is een verzameling objecten die als onderling samenhangend worden beschouwd.
Het eerste kernbegrip is beschouwd. Hiermee geven we aan, dat we onderscheid maken tussen
- het empirische object, het object van studie, en
- het kenobject, het resultaat van deze studie.
Het kenobject is een model van het empirisch object; we modelleren dit empirisch object als systeem.
De wereld om ons heen is geen systeem, maar we beschrijven de wereld in systeemtermen.
Relaties die we leggen tussen objecten, hebben niet de pretentie universele waarheden uit te drukken, maar geven aan wat we er tot dan toe van begrepen hebben.
Als we zaken om ons heen als een systeem beschrijven, doen we dat vooral om aanknopingspunten te krijgen voor het oplossen van problemen in de praktijk. Steeds moeten we een relatie kunnen leggen tussen het probleem dat we aan het oplossen zijn, en de modellen die we daarvoor opstellen. Voor ons is de systeemleer vooral een gereedschapskist met concepten en begrippen zoals input, output en systeemgedrag, waarmee we modellen van de werkelijkheid kunnen bouwen.
Een tweede kernbegrip in de definitie is "samenhang".
We beschouwen twee objecten als samenhangend als we willen weten hoe relevante eigenschappen van het ene object relevante eigenschappen van het ander object beïnvloeden. We zullen dan spreken van een systelogische samenhang (letterlijk: samenhangend volgens de definitie van de systeemleer). Of eigenschappen elkaar beïnvloeden, onderzoek je vaak door te kijken of een wijziging van de ene eigenschap een wijziging van de andere eigenschap tot gevolg kan hebben.
De relevantie van de beschouwde eigenschappen is bepaald door het doel van het model.
Het is ondoenlijk en waarschijnlijk zelfs onmogelijk om alle eigenschappen van de objecten te beschrijven. De selectie van relevante eigenschappen is dus allesbehalve triviaal.
De beschouwde samenhang tussen twee (of meer) objecten heeft altijd een richting.Wanneer twee eigenschappen tegelijk veranderen is het echter niet altijd meteen duidelijk welke verandering als oorzaak aangemerkt kan worden en welke als gevolg.
Voorbeelden van systelogische samenhang
Een systeem bestaat dus uit objecten die systelogische relaties hebben. Een systeem is daarmee opgebouwd uit twee soorten componenten:
- objecten en
- systelogische relaties.
Een systelogische relatie is volledig beschreven als we weten hoe eigenschappen andere of dezelfde eigenschappen bepalen. Een systelogische relatie legt blijkbaar een functionele relatie tussen eigenschappen die gebruikt worden en eigenschappen die gewijzigd of gecreëerd worden.
Een systelogische relatie bestaat dus uit:
- invoerverbindingen, waarmee een relatie wordt gelegd met de te gebruiken eigenschappen;
- een systeemfunctie;
- uitvoerverbindingen, waarmee een relatie wordt gelegd met de gecreëerde of gewijzigde eigenschappen.
De onderstaande figuur geeft dit schematisch weer.
Blijkens deze figuur gebruikt de functie eigenschappen van de objecten 1 en 2 om eigenschappen van object 3 te wijzigen. Systeemfuncties vormen dus het hart van de systelogische relaties tussen de systeemobjecten. Het zijn de actieve componenten van het systeem. We beschouwen ze als de enige componenten die in staat zijn de eigenschappen van de systeemobjecten direct te wijzigen, te creëren of te verwijderen.
De systeemfuncties en hun eigenschappen bepalen het gedrag van het systeem.
Systeemobjecten en de eigenschappen die ze op een bepaald moment hebben, bepalen de toestand waarin het systeem zich bevindt.
Het begrip object wordt uitgebreid behandeld in het hoofdstuk over het Ontologisch model.
Het begrip 'functie' behandelen we in dit handboek niet verder.