De documentatie van het ontologisch model

Een objectmodel is geen doel op zich en zal veelal deel uitmaken van een bepaald rapport. Vaak zien we het als een van de tollgate-producten die in het kader van een business-case worden opgeleverd, in dit geval in fase 1. Op deze plek geven we de documentatierichtlijn voor een objectmodel in projectverband. De documentatie van het bedrijfsobjectmodel wijkt op onderdelen af.

Bij de onderstaande richtlijn dient bedacht te worden, dat een objectmodel in een project altijd vervaardigd wordt op basis van een afbakening in het bedrijfsobjectmodel. Deze afbakening is beschreven in de Relevante werkelijkheid. Dit betekent, dat alle daar genoemde objecttypen in de onder genoemde lijst van objecttypen moeten terugkomen. Daarenboven mogen geen objecttypen uit het bedrijfsobjectmodel in de lijst aangetroffen worden, die niet in de Relevante werkelijkheid zijn opgenomen. (Mocht tijdens het uitwerken van het objectmodel geconcludeerd worden, dat de afbakening in de Relevante werkelijkheid onjuist is, dient eerst deze afbakening aangepast te worden – uiteraard in overleg met de daarvoor verantwoordelijke functionarissen.)

Aandacht Vanzelfsprekend worden voor de objecttypen uit het bedrijfsobjectmodel de daar opgenomen beschrijvingen en definities overgenomen.

De standaardindeling van de documentatie van een objectmodel ziet er als volgt uit:

  1. Inleiding en verantwoording
    Dit deel omvat:
    1. gegevens over de totstandkoming van het model, de besluitvorming erover, de verspreiding en het beheer (vergeet niet aan te geven op welke versie van het bedrijfsobjectmodel het gebaseerd is);
    2. ingeval van wijzigingen op een eerder model: een verantwoording van de wijzigingen. Wat is waarom aangepast;
    3. een beschrijving en toelichting van de algemene modelleringsbeslissingen. Dit is wellicht het belangrijkste onderdeel van het model. Het bepaalt in hoge mate de overdraagbaarheid en onderhoudbaarheid ervan.
  2. De beschrijving van de objecttypen
    Van elk objecttype wordt, voorzover relevant, het volgende beschreven (maak daarbij gebruik van de bij de techniek beschreven tabel):
    1. de naam van het objecttype. Geef zo nodig aan of er sprake is van synoniemen of homoniemen;
    2. de definitie van het objecttype: wat behoort wel tot de soort en wat niet;
    3. een formele specificatie van de aard van de generieke relatie(s), m.a.w. is het objecttype een specialisatie, classificatie enzovoort en zo ja waarvan;
    4. voor de gespreksonderwerpen de wijze waarop de objecten binnen de soort van elkaar te onderscheiden zijn, c.q. de wijze van identificatie;
    5. een toelichting, zoals:
      • toelichting op de wijze waarop de definitie moet worden gelezen;
      • voorbeelden van wat wel en wat niet onder het gedefinieerde begrip valt en hoe je dat beslist met behulp van de definitie.
  3. De visualisatie
    Een schema van de objecttypen met behulp van de boven geschetste techniek.