Stap 6:

controleer het ontologisch model

In deze laatste stap controleer je het ontologisch model.

Aandacht Maak daarbij gebruik van de hulp van een ‘buitenstaander’, iemand die niet actief bij de ontwikkeling van het ontologisch model is betrokken. Hij of zij zal met een frisse blik zaken kunnen ontdekken, die door de ontwikkelaars niet meer opgemerkt worden.

Bij de controle kun je gebruik maken van de volgende checklist:

  1. Is elk objecttype – al dan niet via tussenstappen – te herleiden tot een objecttype in het bedrijfsontologisch model?
    Een objecttype kan een specialisatie (van een specialisatie) van een bedrijfsobject zijn, of een aggregatie van een of meer bedrijfsobjecten.
  2. Is de opname van elk objecttype pragmatisch gemotiveerd?
    Hiermee bedoelen we dat de objecttypen functioneel onderdeel uitmaken van het systeem (het totale proces, niet alleen de geautomatiseerde ondersteuning!); dat wil zeggen, dat ze geraadpleegd, gewijzigd of gecreƫerd worden door een van de (sub-)functies in het aandachtsgebied.
  3. Naar Definiƫren Voldoen de definities aan de daarvoor geldende eisen?
  4. Is de definitie pragmatisch?
    Ten eerste bedoelen we daarmee: is de definitie hanteerbaar bij het registreren en herkennen van objecten en de gegevens daarover. Een definitie is bijvoorbeeld niet pragmatisch als zij refereert aan een eigenschap die in de situatie waarin ze gebruikt wordt, niet waarneembaar is.
    Ten tweede bedoelen we: houden de definities verband met het doel waarvoor ze dienen;
  5. zijn de definities begrijpelijk?
    Als bijvoorbeeld in een definitie van het begrip ‘netwerk’ het begrip ‘geconfigureerd’ voorkomt, weet degene die deze definitie moet toepassen dan wat dat betekent (in deze context!)? Een definitie dient te zijn gesteld in eenduidige, duidelijke en binnen de doelgroep gangbare termen.
  6. Hebben de objecttypen een betekenisvolle, niet-misleidende naam?